Op drukke autosnelwegen waar in de spits lange files ontstaan, mag u de vluchtstrook gebruiken als extra rijstrook om zodoende het fileprobleem enigszins tegen te gaan. Wanneer en over welke afstand u deze zogeheten spitsstrook mag gebruiken wordt met borden en/of rijstrooklichten aangegeven. Als de spitsstrook in gebruik is dan is deze strook ook voorzien van een groene pijl. Een gesloten spitsstrook wordt aangegeven door een rode pijl of door borden. Bij openstelling van de spitsstrook mag u de tussenliggende doorgetrokken streep overschrijden. Voor weggebruikers met pech zijn naast deze strook op regelmatige afstand vluchthavens aanwezig.
Als spitsstrook geopend of gesloten is heeft dat ook gevolgen voor de ter plaatse geldende snelheid. Dat is duidelijk aangegeven middels borden. Bijvoorbeeld: u mag maximaal 100 km per uur rijden als de spitsstrook open is en 120 km per uur bij een gesloten spitsstrook tussen 06.00 uur ’s morgens en 19.00 uur ’s avonds. En, let op, tussen 19.00 uur en 06.00 uur ’s morgens mag u 130 km per uur rijden, want dan geldt er geen beperking. Even goed nadenken dus.
Bij een spitsstrook wordt de vluchtstrook ingericht tot extra rijstrook tijdens de spitsuren. De meesten hiervan bevinden zich op autosnelwegen met 2×2 rijstroken, maar breder is in principe ook mogelijk. Fysiek wordt er relatief weinig aangepast. De grootste aanpassingen zijn het creëren van vluchthavens voor pechgevallen en eventueel het aanpassen van aansluitingen. De markering wordt toegepast met een ontwerp als de spitsstrook gesloten is, het grootste aantal uren van de dag. Dit betekent dat verkeer dat over de geopende spitsstrook rijdt, de doorgetrokken kantmarkering mag en moet overschrijden.
Daarbij mag en moet het verkeer over niet-opgevulde puntstukken rijden bij aansluitingen. Verkeer dat bij een gesloten spitsstrook uit wil voegen naar een afrit dient dat twee maal te doen. Vanaf de rechterrijstrook naar de spitsstrook en vervolgens naar de uitvoegstrook. Tevens worden bij spitsstroken een smalle kantmarkering toegepast aan de rand van de spitsstrook. Uiteraard is het van belang dat de spitsstrook minimaal even breed is als de normale rechterrijstrook om het vrachtverkeer te kunnen verwerken. In Nederland is dit geen probleem, aangezien vluchtstroken hiervoor standaard breed genoeg zijn. Spitsstroken worden geschouwd met camera’s die op korte intervallen zijn geplaatst. Als de camera’s uitvallen, of er geen zicht is vanwege mist, mag de spitsstrook niet opengesteld worden.
Oorspronkelijk werden de spitsstroken vanaf een uurintensiteit van 1.500 voertuigen per rijstrook opengesteld. In 2011 is dit veranderd naar 1.350 voertuigen per uur per rijstrook. De spitsstroken zijn daarmee een half uur tot een uur langer per dag open. Sindsdien zijn spitsstroken beduidend langer geopend, waarmee met name groei is in het aantal geopende uren bij een rustige verkeerssituatie. Daarnaast nam de openingsduur ook toe doordat in die tijd een aantal nieuwe spitsstroken zijn toegevoegd. Daarentegen zijn spitsstroken gemiddeld slechts 8-10% geopend bij rustig verkeer. Dit hangt mogelijk samen met de werkdruk in de verkeerscentrale.
Voordat een spitsstrook opengesteld kan worden moet er geschouwd worden. Om deze piek beter te verdelen worden spitsstroken soms al vroegtijdig geopend. Bij de openstellingsduur van een spitsstrook doet zich ongeveer een kwart van de tijd druk verkeer door, dit is de piek van de spits. Bij tweederde van de geopende tijd betreft het middeldruk verkeer, en bij 10% of minder van de tijd is de spitsstrook geopend bij rustig verkeer. De gemiddelde openingsduur per spitsstrook steeg van 3 uur per dag in 2006 naar 6 uur per dag in 2013.
Door het openstellen van spitsstroken verbetert de doorstroming en nemen met name het aantal kop-staartaanrijdingen af. Echter ook blijkt dat het ongevalsrisico op snelwegen met spitsstroken hoger ligt dan reguliere situaties als de I/C-verhouding lager ligt dan 0,3 of hoger dan 0,7. Bij situaties met een I/C-verhouding tussen 0,3 en 0,7 is het ongevalsrisico niet noemenswaardig hoger dan bij reguliere situaties. Dit betreft een vergelijking tussen autosnelwegen met 2 rijstroken en een spitsstrook (rechts) en autosnelwegen met 3 rijstroken en een vluchtstrook, de meest voorkomende situatie met spitsstroken in Nederland.
In het geval van een spitsstrook links (plusstrook) is het ongevalsrisico bij een I/C-verhouding van lager dan 0,3 hoger. Maar in tegenstelling tot een spitsstrook rechts is het ongevalsrisico bij een hoge I/C-verhouding niet hoger. Hiermee zijn spitsstroken links (plusstroken) in drukke situaties veiliger dan spitsstroken rechts. Het ongevalsrisico bij spitsstroken rechts is rond aansluitingen wezenlijk hoger dan in situaties zonder spitsstroken, zowel in geopende als gesloten toestand.
Spitsstroken worden hoofdzakelijk intensief benut bij drukke verkeerssituaties. In dat soort gevallen is alle beschikbare capaciteit nodig om het verkeer te laten doorstromen. In middeldrukke situaties is het gebruik van de spitsstrook rechts al wezenlijk lager. En bij rustige situaties ligt het gebruik van de spitsstrook significant lager dan de andere rijstroken. Dit lijkt samen te hangen met het feit dat als het niet erg druk is, hoofdzakelijk vrachtverkeer van de spitsstrook gebruik maakt. Overig verkeer gebruikt dan de reguliere twee rijstroken. In het geval van een spitsstrook links (plusstrook) ligt het gebruik in alle situaties significant lager ligt dan de reguliere rijstroken. Dit lijkt samen te hangen met het feit dat plusstroken vaak smal zijn.
Echter bij plusstroken ligt de gereden snelheid significant hoger dan op de reguliere rijstroken. Dit lijkt samen te hangen met het feit dat de strook minder druk is en verkeer op de linker rijstroken traditioneel sneller rijdt dan op de andere rijstroken. Bij rustige situaties bij geopende spitsstroken rechts wordt de ingestelde maximumsnelheid bovendien massaal overschreden op de reguliere rijstroken, waardoor een groot snelheidsverschil ontstaat tussen de spitsstrook en overige rijstroken.
Bij het tegenkomen van andere weggebruikers moet u en het tegemoetkomende verkeer -indien nodig- zover naar rechts uitwijken dat er voldoende zijdelingse afstand blijft.
Voornamelijk op smalle wegen zullen beide bestuurders moeten uitwijken en elkaar voorzichtig voorbijrijden.
Kunt u om een of andere reden niet naar rechts uitwijken door bijvoorbeeld een rijbaanversmalling of obstakel, dan moet u uw snelheid daarop aanpassen of stoppen om het tegemoetkomende verkeer voor te laten gaan. Stop op ruime afstand, u kunt dan beter langs het obstakel kijken en het voorkomt dat u eerst achteruit moet rijden.
Zijn beide weggedeeltes door obstakels geblokkeerd dan moet u dat samen oplossen, bijvoorbeeld met handgebaren. Vanzelfsprekend gaat de bestuurder in de moeilijkste positie voor.
Bord F5
Nadert u een versmalling in de weg, bijvoorbeeld een smalle overweg, wegreparaties of smalle bruggen, dan zijn meestal de borden F5 en F6 geplaatst die de doorgang regelen. Bord F5 betekent dat bestuurders niet door mogen gaan bij (gelijktijdige of nagenoeg gelijktijdige) nadering van verkeer uit tegengestelde richting. U moet voetgangers hier dus ook voor laten gaan.
U moet hier alle verkeer voor laten gaan.
De voetganger is ook een verkeersdeelnemer.
Bord F6
Bord F6 betekent dat bestuurders, die uit tegengestelde richting naderen, u voor moeten laten gaan. De borden F5 en F6 gelden niet voor voetgangers. Zij vallen wel onder de bescherming van deze borden, maar niet onder de verplichtingen. Voetgangers mogen bij deze borden dus in beide richtingen doorlopen.
Als u bord F6 nadert, is het mogelijk dat er zich reeds bestuurders op de smalle doorgang bevinden. U moet hen dan de gelegenheid geven om de doorgang te kunnen verlaten voordat u door mag rijden.
Bij lange wegopbrekingen, waarover ruime afstand voor het verkeer maar één rijbaanhelft beschikbaar is, kan de doorgang in plaats van door deze borden ook door (verplaatsbare) driekleurige verkeerslichten geregeld zijn.
Uitwijkplaatsen
De borden L20 en L21 zijn informatieve verkeersborden om een uitwijkplaats op smalle wegen aan beide zijden aan te geven. Als u goed anticipeert en tijdig gebruik maakt van de uitwijkplaats kunnen gevaarlijke situaties voorkomen worden.
Hoe haal ik mijn rijbewijs?
Stap 1:
Bereid je voordat je in de auto stapt eerst voor op het Theorie examen. Het CBR gaat jou toetsen over de kennis van de theorie in het verkeer. Gevaarherkenning en alle verkeersregels zijn in een examen samengevat. Lees hier hoe je je daar het beste op kan voorbereiden. Een goede online cursus, bijvoorbeeld van TOM Theorie kan jou helpen om te slagen, want de meeste cursisten zakken de eerste keer voor het examen.
Stap 2:
Start met rijlessen bij een goede rijschool. Het CBR kan je hierbij helpen. Vraag ook aan vrienden/ familie of zij goede ervaringen hebben met een rijschool of instructeur. Het moet natuurlijk klikken tussen jou de de rijschool, je zit immers vele uren naast elkaar in de auto en je wil natuurlijk ook vakkundig les krijgen.
Stap 3:
Doe een tussentijdse toets bij het CBR. De tussentijdse toets lijkt heel veel op een ‘echt’ praktijkexamen. De examinator toetst of je veilig en zelfstandig kunt rijden. En of je voldoende rekening houdt met andere weggebruikers. De examinator let onder andere op:
Na afloop krijg je een advies van de examinator. Zo weet je precies wat je nog extra moet oefenen, voordat je echt praktijkexamen doet.
Stap 4:
Praktijkexamen bij het CBR. Plan samen met je rij-instructeur je examen in. Bereid je goed voor, zorg dat je ontspannen en relaxed bij het CBR aankomt.
In tunnels of op een route voor gevaarlijke stoffen gelden nagenoeg dezelfde verkeersregels als op andere wegen. Een tunnel maakt evenals bruggen en viaducten deel uit van de weg. Toch zijn tunnels of routes voor gevaarlijke stoffen weggedeelten waar u uw verkeersgedrag extra goed moet aanpassen aan de verkeersomstandigheden.
Voertuigen die bepaalde gevaarlijke stoffen vervoeren en die volgens de ‘Wet Gevaarlijke Stoffen’ geen gebruik mogen maken tunnels of daartoe aangewezen wegen, moeten de route voor het vervoer van bepaalde gevaarlijke stoffen volgen. Op de toeleidende weg naar een tunnel of een daartoe aangewezen weg wordt door bord C22 met een onderbord ruim van te voren de voorwaarschuwing gegeven voor welke gevaarlijke stoffen de tunnel of de weg is gesloten
Bord C22 kan voorzien worden van een onderbord, waarmee het verbod wordt beperkt. De voor heel Europa vastgestelde categorieën zijn: A, B, C, D en E.
Voor het vervoer door tunnels of over wegen van de categorie A gelden geen beperkingen. Daar mogen de gevaarlijke stoffen dus door en over vervoerd worden. De letter A wordt niet aangegeven op de onderborden. Als er een routeringsbord voor gevaarlijke stoffen staat zonder onderbord geldt dit automatisch voor de categorie A.
De bestuurder die gevaarlijke stoffen vervoert moet weten met welke stoffen er op een bepaalde route gereden mag worden. Op het vervoersbewijs dient aangegeven te worden door welke tunnels of over welke wegen de stoffen vervoerd mogen worden. Met personenauto’s worden meestal geen gevaarlijke stoffen vervoerd. Hoewel de benzine, diesel en LPG in de brandstoftanks van motorvoertuigen ook onder het begrip gevaarlijke stoffen vallen, mogen deze uiteraard wel vervoerd worden. Dat geldt ook voor een maximale reservevoorraad van 60 liter, op voorwaarde dat deze in een daarvoor bestemde verpakking (jerrycan) wordt meegevoerd.
Door bord K14 (route voor het vervoer van bepaalde gevaarlijke stoffen) wordt tevens ruim voor de tunnel aangegeven welke andere route er dan gevolgd moet worden.
Deze route wordt ook door dit bord aangegeven
De meeste tunnels zijn voorzien van goede verlichting. Toch is het veiliger om ook bij dag in tunnels verlichting te voeren. Daarom staat ruim voor de tunnel een blauw bord met de tekst ‘ontsteek uw lichten’. Schakel het dimlicht tijdig in, dus ruim voordat u de tunnel inrijdt. Vooral in een minder goed verlichte tunnel kunnen bestuurders achter u uw oplichtende achterlichten wel eens aanzien voor remlichten en daardoor zelf onnodig remmen. Rijd ook nooit met een zonnebril op de tunnel in.
Schakel bij dag na het uitrijden van de tunnel het dimlicht weer uit.
Krijgt u pech in een tunnel, die niet voorzien is van een vluchtstrook of vluchthaven, dan kunt u toch proberen de tunnel uit te rijden. Natuurlijk zal dat niet in alle gevallen mogelijk zijn, maar met slechts een lekke band kunt u meestal wel met een lage snelheid door blijven rijden. Het is toch veiliger om langzaam de tunnel uit te rijden, dan dat u op de rijbaan in de tunnel stopt. Als door de pech doorrijden niet mogelijk of onverantwoord is, laat dan duidelijk aan de achteropkomende bestuurders zien, dat u wilt gaan stoppen door uw remlichten enige keren aan en uit te laten gaan. Het gebruik van de waarschuwingsknipperlichten is niet alleen toegestaan, maar ten zeerste aanbevolen. Als u geleidelijk uw snelheid heeft verminderd gaat u uiterst rechts stoppen. Als er wel een vluchtstrook aanwezig is plaatst u, zoals voorgeschreven, de gevarendriehoek. Laat zo mogelijk de verlichting branden en zet ook dan de waarschuwingslichten aan.
Zorg er altijd voor dat er voldoende brandstof aanwezig is als u door een tunnel wilt rijden!
U mag uw voertuig niet uit vrije wil en zonder verkeersnoodzaak laten stilstaan in een tunnel. Stoppen door pech, rood verkeerslicht, filevorming of een ongeval doet u niet uit vrije wil en is dus wel toegestaan. Als u gestopt bent moet u de motor afzetten, behalve als deze nodig is voor de verzorging van de lading. Het verbod stil te staan geldt niet onder bruggen en viaducten. Als het nodig is, kan het verbod met bord E2 of een gele doorgetrokken streep worden aangegeven.
Bij calamiteiten, zoals bijvoorbeeld een brand in een tunnel, kan het noodzakelijk zijn de tunnel zo snel mogelijk te verlaten. Om u daarbij te helpen heeft de wegbeheerder bordjes volgens model L 19 geplaatst. Deze bordjes kunnen ook voorkomen op auto(snel)wegen bij geluidsschermen, geluidswallen en op bruggen.
Zuinig en milieubewust autorijden.
Voor een schoner milieu moet ook de automobilist zijn bijdrage leveren. Daarom is op initiatief van de overheid Het Nieuwe Rijden (HNR) ingevoerd. HNR kan u helpen bij een milieubewuste rijstijl. Uw persoonlijke rijstijl bepaalt namelijk grotendeels de zuinigheid, de hoeveelheid uitlaatgassen en het geluid. U kunt met het nieuwe rijden een brandstofbesparing realiseren van ongeveer 10% – 15%. Daarnaast kunt u ook flink besparen op bijvoorbeeld banden en remmen. Een (milieu) bewuste rijstijl bevordert ook het veilig rijden.
Voor het nieuwe zuinig en milieubewust autorijden volgen hieronder enkele richtlijnen en tips:
De individuele omstandigheden hebben ook effect op zuinig en milieubewust autorijden. Ongunstig voor het brandstofverbruik is de hoge verkeersdichtheid in de grote steden met de talrijke verkeerslichten. Ook het rijden van korte afstanden met steeds het starten en warmdraaien van de motor en het in file rijden in lage versnellingen.Door eerst goed na te denken kunt u misschien meerdere korte ritten met elkaar combineren. En eventueel op een ander tijdstip rijden kan voorkomen dat u in file moet rijden of stil komt te staan.
Natuurlijk kan het brandstofverbruik ook ongunstig worden beïnvloed zonder dat u daar iets aan kan doen. Het is normaal dat een auto in de winter en tijdens slechte en zware gebruiksomstandigheden meer brandstof verbruikt. Zoals op slechte wegen, rijden in de bergen, rijden met een aanhangwagen, rijden met passagiers enz.
Om zuinig en milieubewust te kunnen autorijden moet u ook enige technische voorwaarden opvolgen zoals:
Naast de persoonlijke rijstijl, de individuele omstandigheden en de technische voorwaarden zijn er nog andere belangrijke milieu-aanwijzingen zoals:
Veel gemeenten zullen i.v.m. het milieu in hun gebied een zogenoemde milieuzone invoeren. Hierdoor worden vooral de oudere (milieuvervuilende) auto’s uit bijvoorbeeld de binnensteden geweerd. Voor hen is dit een wezenlijk onderdeel van Zuinig en milieubewust autorijden.
De milieuzones worden aangegeven door de borden C22a en C22b. Binnen die gebieden is het verboden met motorvoertuigen te rijden die niet voldoen aan de milieueisen. Bord C22a geldt niet voor personenauto’s met een dieselmotor die blijkens een aantekening in het kentekenregister of op het kentekenbewijs op de weg zijn toegelaten na 31 december 2005. Voor alle personenauto’s zonder dieselmotor (bijvoorbeeld benzine, LPG of elektrisch) geldt een eerste toelating die is gelegen na 30 juni 1992.
Verder geldt het verbod niet voor bestelauto’s met een dieselmotor die blijkens een aantekening in het kentekenregister of op het kentekenbewijs op de weg zijn toegelaten na 31 december 2005. En voor alle bestelauto’s die niet voorzien zijn van een dieselmotor. Het verbod geldt ook niet voor andere categorieën motorvoertuigen dan vrachtauto’s, bestelauto’s en personenauto’s (bijvoorbeeld autobussen, motorfietsen en tractoren).
Ongevallen en Verkeer zijn situaties waar u natuurlijk liever niets mee te maken wil hebben. Maar als u betrokken bent bij een verkeersongeval en/of brand moet u als u daartoe in staat bent enige maatregelen treffen. Vaak raken mensen in paniek en komen daardoor meestal nog verder in de problemen. Daarom is het belangrijk dat u weet hoe u in zo’n situatie moet handelen.
Zorg dat u de auto veilig kunt gebruiken. Houd daarvoor de ramen schoon, zorg voor voldoende frisse lucht zodat u geconcentreerd kunt rijden. Zorg er ook voor dat u de auto goed kunt bedienen en gebruik de kindersloten als dat nodig is. Ongeveer 15 % van de verkeersongevallen is het gevolg van vermoeidheid. Neem daarom voldoende rust voordat u aan een lange rit begint en neem tijdens de rit regelmatig een pauze (2 uur rijden en 15 minuten rust). Zorg ervoor dat de temperatuur in de auto niet te hoog wordt, warmte werkt slaapverwekkend.
Probeer nooit risico’s te nemen of uw eigen grenzen op te zoeken. Dat kan resulteren in het onderschatten van verkeersrisico’s. En is een van de redenen waarom jonge beginnende bestuurders vaker betrokken zijn bij ongevallen.
De drie factoren die de belangrijkste oorzaak zijn van verkeersongevallen zijn; mens, omgeving en voertuig. De mens is met 92%, de grootste oorzaak is van verkeersongevallen. In 3% van de gevallen is dat het voertuig en in 5% van de gevallen is een ongeval te wijden aan de omgeving. Bij deze factoren spelen de weersomstandigheden ook een belangrijke rol in het verkeer. Regenval geeft een verminderd zicht en voorzichtigheid is dus geboden. Sneeuw geeft ook een verminderd zicht maar zorgt daarnaast ook voor ernstige gladheid waardoor de remweg verlengd wordt. De weggedeelten die het eerste glad worden als het gaat vriezen zijn bruggen en viaducten.
Het gebruik van alcohol, drugs en bepaalde geneesmiddelen is af te raden, omdat deze stoffen nog uren daarna uw rijvaardigheid ernstig kunnen beïnvloeden. Tenslotte is het rijden onder invloed niet alleen gevaarlijk en asociaal, maar ook streng verboden.
Als na een verkeersongeval de rijbaan geheel of gedeeltelijk geblokkeerd is of als er slachtoffers op de rijbaan liggen, moet het naderende verkeer gewaarschuwd worden en eventueel tot stilstand worden gebracht. Plaats gevarendriehoeken, gebruik de waarschuwingsknipperlichten en laat bij slecht zicht en bij nacht de verlichting branden. Probeer in ieder geval het naderende verkeer duidelijk te maken dat er een ongeval heeft plaats gevonden zodat er niet nog meer ongevallen zullen gebeuren.
Bel onmiddellijk het alarmnummer 112 als de politie of andere professionele hulp nodig is. Bij minder ernstige ongevallen, bijvoorbeeld uitsluitend blikschade, belt u in Nederland 0900-8844. Geef in ieder geval uw naam en telefoonnummer door, zodat men u kan terug bellen als dat nodig is. Belangrijke informatie is ook de exacte plaats van het ongeval, bijvoorbeeld op autosnelwegen de gegevens die staan vermeld op het dichtstbijzijnde hectometerbord, of er doden en hoeveel gewonden er zijn.
Vertel ook of er mensen bekneld zitten, er brandende voertuigen bij zijn en/ of dat er voertuigen met gevaarlijke stoffen bij betrokken zijn. Geef in zo’n geval de nummers door die op de oranje borden staan. Ook andere informatie die u relevant vindt en de reeds genomen maatregelen.
Als het voor de veiligheid nodig is, moet u, indien mogelijk, de verongelukte voertuigen meteen van de rijbaan verwijderen. U moet dan wel eerst de stand van de voertuigen vastleggen. Gebruik hiervoor krijt, tape of een camera. Dat kan voor alle belanghebbenden achteraf veel duidelijk maken. Probeer in ieder geval een veilige doorgang voor het overige verkeer vrij te houden.
Noteer of onthoud de belangrijkste gegevens van de tegenpartij. Zoals kenteken, soort en merk voertuig, type, kleur en eventuele bijzonderheden. Vraag aan omstanders of zij getuigen zijn geweest van het ongeval, wat zij gezien hebben en of zij bereid zijn om als getuige op te treden. Maak bij (geringe) blikschade de rijbaan direct vrij en wissel de gegevens uit op de vluchtstrook of, nog beter, rijdt naar de dichtstbijzijnde parkeerplaats.
Het is ook mogelijk de schade van een verkeersongeval te melden middels de smartphone. Het verbond voor verzekeraars heeft daarvoor de mogelijkheid geschapen via Mobielschademelden.nl
Het invullen van een Europees schadeformulier is dan niet nodig. Let wel, het geldt alleen als er sprake is van blikschade. Is het een ernstig ongeval waarbij gewonden of doden zijn gevallen dan dient het ongeval nog middels het formulier gemeld worden.
Vul het Europees schadeformulier duidelijk in. Beantwoord alle van toepassing zijn de vragen/vakjes, vergeet niets op de situatietekening en plaats uw handtekening onderaan het formulier. Het maakt niet uit of u de vragen bij Voertuig A of voertuig B invult. Laat ook de tegenpartij het formulier invullen en ondertekenen. Als de politie ter plaatse is, maakt zij van het gebeurde een proces-verbaal op en/of legt het vast op een registratieformulier.
Verkeersborden en Verkeersregels is een document van de Rijksoverheid.
Hier ook te downloaden.
i-m-rvv2014-nlHet bromfiets praktijkexamen is vaak je eerst examen bij het CBR. Of misschien is het een herexamen. Check vooraf of je alle benodigde documenten bij je hebt. En zorg dat je op tijd aanwezig bent op het examencentrum. Dat geeft rust.
Een praktijkexamen bromfiets duurt 45 minuten. Zorg dat je ruim op tijd aanwezig bent (ongeveer 15 minuten). Dat geeft rust, zo vlak voor je examen. Ga zitten tot je examinator je roept. Je legt het examen af op een bromfiets (geen snorfiets, speed pedelec, trike of quad). Je rijinstructeur mag meerijden (op een eigen bromfiets) en bij het eindgesprek met de examinator aanwezig zijn. Het examen verloopt zo:
Je krijgt tijdens het examen alle gelegenheid om te laten zien wat je kunt. Helemaal foutloos hoeft niet, het gaat om het totaalbeeld. Belangrijk is hoe je reageert op het overige verkeer en of je de situatie meester bent. Kortom, de examinator bekijkt of je voldoende in huis hebt om veilig en zelfstandig aan het verkeer deel te nemen.
Direct na afloop van de rit krijg je in het CBR-examencentrum te horen of je geslaagd bent.
Een praktijkexamen bromfiets duurt 45 minuten. Zorg dat je ruim op tijd aanwezig bent (ongeveer 15 minuten). Dat geeft rust, zo vlak voor je examen. Ga zitten tot je examinator je roept. Je legt het examen af op een bromfiets (geen snorfiets, speed pedelec, trike of quad). Je rijinstructeur mag meerijden (op een eigen bromfiets) en bij het eindgesprek met de examinator aanwezig zijn. Het examen verloopt zo:
Je krijgt tijdens het examen alle gelegenheid om te laten zien wat je kunt. Helemaal foutloos hoeft niet, het gaat om het totaalbeeld. Belangrijk is hoe je reageert op het overige verkeer en of je de situatie meester bent. Kortom, de examinator bekijkt of je voldoende in huis hebt om veilig en zelfstandig aan het verkeer deel te nemen.
Direct na afloop van de rit krijg je in het CBR-examencentrum te horen of je geslaagd bent.
Een bromfiets praktijkexamen duurt 45 minuten. Zorg dat je ruim op tijd aanwezig bent (ongeveer 15 minuten). Dat geeft rust, zo vlak voor je examen. Ga zitten tot je examinator je roept. Je legt het examen af op een bromfiets (geen snorfiets, speed pedelec, trike of quad). Je rijinstructeur mag meerijden (op een eigen bromfiets) en bij het eindgesprek met de examinator aanwezig zijn. Het examen verloopt zo:
Je krijgt tijdens het examen alle gelegenheid om te laten zien wat je kunt. Helemaal foutloos hoeft niet, het gaat om het totaalbeeld. Belangrijk is hoe je reageert op het overige verkeer en of je de situatie meester bent. Kortom, de examinator bekijkt of je voldoende in huis hebt om veilig en zelfstandig aan het verkeer deel te nemen.
Direct na afloop van de rit krijg je in het CBR-examencentrum te horen of je voor je bromfiets praktijkexamen geslaagd bent.
Het motor praktijkexamen verkeersdeelneming duurt 55 minuten. Zorg dat je ruim op tijd aanwezig bent (ongeveer 15 minuten). Dat geeft rust, zo vlak voor je examen. Ga zitten tot je examinator je roept. Het examen verloopt zo:
Je maakt eerst kennis met de examinator. Die legt uit hoe je examen verloopt.
Je examinator controleert je identiteitsbewijs. Ook kijkt hij of je bent geslaagd voor het motortheorie-examen in het afgelopen anderhalf jaar of dat je een geldig rijbewijs voor de lichte motor of motor-automaat bij je hebt.
Vervolgens doe je op het parkeerterrein een ogentest. Daarbij moet je het kenteken van een stilstaande auto kunnen lezen op een afstand van ongeveer 25 meter.
Daarna stelt je examinator enkele vragen, ter voorbereiding van de rit. Bijvoorbeeld over het checken van de banden of de remmen. Indien je je goed voorbereid hebt met de theorieopleiding dan zal je dit geen problemen geven
Hierna begint de rit van zo’n 35 minuten. De examinator rijdt in zijn eigen auto achter je aan.
Naast de examinator zit je rijinstructeur. Die geeft je onderweg de aanwijzingen en opdrachten via het ontvangertje in je helm.
De examinator toetst of je veilig en zelfstandig kunt rijden. En of je voldoende rekening houdt met andere weggebruikers. De examinator let onder andere op:
Je krijgt tijdens het examen alle gelegenheid om te laten zien wat je kunt. Helemaal foutloos hoeft niet, het gaat om het totaalbeeld. Belangrijk is hoe je reageert op het overige verkeer en of je de situatie meester bent. Kortom, de examinator bekijkt of je voldoende in huis hebt om veilig en zelfstandig aan het verkeer deel te nemen.
Direct na afloop van de rit krijg je in het CBR-examencentrum te horen of je geslaagd bent.
De App van TOM is ontworpen om deelnemers uit te dagen door selectieve herhaling en gebruikt slimme opdrachten om kennis te activeren. Wanneer een deelnemer bepaalde kennis minder goed opneemt, wordt deze vaker geoefend. Op deze manier ontstaat per deelnemer een persoonlijk herhalingsschema.
Deze App is een onderdeel van jouw Opleiding van TOM. De App stuurt jouw dagelijks vragen over de theorie die jij op dat moment aan het leren bent. Leer jij vandaag over rotondes en tunnels, dan zul jij morgen vragen kunnen oefenen op je app. Middels een notificatie weet jij dat er weer een oefening voor je klaar staat. Dan kan jij onderweg naar school of je werk deze even oefenen.
Theorie oefenen met TOM op je iPhone
De resultaten hiervan worden weer verwerkt in je cursus en zo werk je naar de juiste kennisopname. Alle resultaten kun jij terugvinden in het dashboard in je cursus. Statistieken van deze trainings app laten zien dat wanneer deze wordt ingezet, de cursusresultaten verbeteren. Het is eenvoudig voor deelnemers om te trainen voor hun examen, en deelnemers zullen alles wat zij geleerd hebben tijdens hun cursus ook veel beter en langer onthouden.
De App kan zodanig ingesteld worden dat deze naar een specifieke datum (examen) toe werkt. De app houdt rekening met de voortgang en zal zich aanpassen aan het niveau van dat moment. De app zal een en ander intensiveren als blijkt dat de stof aan het einde van de cursus nog niet voldoende beheerst wordt. Deelnemers aan de cursus kunnen gratis de de app voor iOS en Android downloaden. Op deze manier kunnen zij de MemoTraining maken waar en wanneer zij willen. Het CBR theorie examen is nu binnen handbereik.